Kinderfysiotherapie

Kinderfysiotherapie richt zich op problemen rondom het bewegen en het bewegingssysteem van kinderen en jongeren (0-18 jaar). Wanneer uw kind problemen ondervindt met bewegen, dan is de kinderfysiotherapeut de aangewezen zorgverlener.

Een kinderfysiotherapeut is goed opgeleid en heeft na de basis (bachelor) opleiding fysiotherapie de vervolgopleiding (Master)kinderfysiotherapie afgerond. De kinderfysiotherapeut werkt altijd, na onderzoek gedaan te hebben, volgens een behandelplan. Wanneer nodig wordt overlegd met andere disciplines, zoals de arts, leerkracht, logopedist of ergotherapeut.

Maak direct een afspraak

Wij werken samen met gespecialiseerde kinderfysiotherapeuten vanuit KPC ZON in een ‘kinderteam‘ als aanvulling binnen onze praktijk bestaande uit (Master) fysiotherapeuten en orthopedische gespecialiseerde (sport)fysiotherapeut met affiniteit naar tieners/sporters.

Op de 2 locaties werken we intensief samen én werken we samen aan continue uitbreiding van onze kennis. Zo behandelen we je hulpvraag vanuit de nieuwste inzichten en kiezen de aanpak die echt past. 

Check de 3 verschillende opties hierboven!

Kinderfysiotherapeut als specialist in bewegen

Wij zijn gespecialiseerd op het gebied van het bewegen van kinderen van 0 tot 18 jaar. De kinderfysiotherapeut observeert, onderzoekt en behandelt, maar geeft ook advies.

De meeste kinderen leren vanzelf zich natuurlijk te bewegen. Bij sommige kinderen gaat de ontwikkeling trager of wijkt af. Deze kinderen zijn gebaat bij oefeningen van de kinderfysiotherapeut.
Zijn er beperkingen, dan kunnen wij de kinderen leren met minder mogelijkheden toch zo optimaal mogelijk te bewegen. De kinderfysiotherapeut helpt hierbij.

Wanneer kun je met je kind naar de kinderfysiotherapeut? 

Kinderen vanaf de geboorte kunnen bij een kinderfysiotherapeut terecht. Dit kan met of zonder verwijzing. Meer hierover onderaan op deze pagina.

U kunt met uw baby of kind naar de kinderfysiotherapeut als u vragen of zorgen heeft over:

Samenwerking

Op onze 2 locaties wordt er (waar nodig) ondersteuning gezocht met andere disciplines. Er wordt hierin samengewerkt met:

  • Ergotherapie (samenwerking binnen grotere regio Amstelland)
  • Diëtist (samenwerking binnen grotere regio Amstelland)
  • Logopedie
  • Psycholoog
  • Verschillende sportclubs waaronder HV Myra, Fight Academy Amstelveen, Turnvereniging United Amstelveen
  • Buurtsport coach AmstelveenSport
 
 De specifiek kinderfysiotherapie wordt verzorgd door KPC ZON
Klik op de link voor meer informatie over KPC ZON.

Vergoeding

Kinderfysiotherapie wordt vergoed door uw zorgverzekering uit de basisverzekering. Er is geen eigen risico voor kinderen.

Komt uw kind zonder verwijzing van een arts dan worden er maximaal 18 behandelingen vergoed uit de basis verzekering.

Heeft uw kind een verwijzing van een arts en heeft uw kind een chronische indicatie (voorkomend op de wettelijke lijst van chronische indicaties volgens strikte regelgeving) dan worden behandelingen kinderfysiotherapie onbeperkt vergoed.
Ook zijn er veel aanvullende verzekeringen waaruit kinderfysiotherapie extra wordt vergoed.

Ons Kinderfysiotherapie specialisme

Kinderfysiotherapie verzorgd door KPC ZON

Specialismen: Kinder fysiotherapeut, huilbabys, draagconsulent, (kinder)orthopedische klachten, (minder)neurologische problemen verzorgd door Kinder Paramedisch Centrum ZON

Voorkeurshouding bij baby’s

Sommige baby’s liggen gedurende meer dan 75% van de tijd met hun hoofd naar één kant gedraaid. Dat wordt een voorkeurshouding genoemd. Bij zuigelingen zijn de schedelnaden en fontanel nog niet gesloten, zoals bij volwassenen, en is de schedel zacht en dun. Wanneer een baby steeds met het hoofd naar één kant gedraaid ligt kan, door het feit dat de schedelnaden nog niet gesloten zijn, een afplatting van het hoofd aan die zijde (deformatieve plagiocephalie) ontstaan. Wanneer een baby steeds op zijn rug ligt en recht naar voren kijkt, kan een rechte afplatting van het achterhoofd (deformatieve brachycephalie) ontstaan.

Naarmate het kind ouder wordt nemen deze schedelvormafwijkingen vaak af, er is sprake van een gunstig natuurlijk beloop. Deze schedelvormafwijkingen zijn dan ook niet schadelijk voor de ontwikkeling van de hersenen van het kind.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut behandelt zeer regelmatig kinderen met een voorkeurshouding en/of schedelvormafwijking. Na het intakegesprek zal de kinderfysiotherapeut de zuigeling onderzoeken. Hierbij wordt niet alleen naar de vorm van het hoofd en naar de nek gekeken, maar worden ook alle andere mogelijke oorzaken voor een voorkeurshouding of schedelvormafwijking onderzocht.

Daarna zal de kinderfysiotherapeut gerichte adviezen geven om uw kind vast te houden tijdens allerlei dagelijkse activiteiten. Daarnaast worden oefeningen voor uw kind meegegeven, om de motorische ontwikkeling te ondersteunen en de normale beweeglijkheid van de nek terug te krijgen.

Neem contact op voor meer informatie:

Vroege ontwikkelingsproblematiek: buikligging, kruipen, staan, lopen en billenschuiven

Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.

 De kinderfysiotherapeut is de specialist op het gebied van bewegen en motorische ontwikkeling. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut beschikking tot verschillende motorische tests. Hiermee kan het kind met leeftijdsnoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zijn binnen de norm vallen of afwijkend zijn.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat een kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.

De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor.

Problemen met de vroeg motorische ontwikkeling kunnen zich op allerlei manieren uiten.
Enkele voorbeelden:

  • Een jongen van 8 maanden rolt nog niet.
  • Een jongen van 11 maanden komt nog niet zelfstandig tot zit.
  • Een meisje van 18 maanden loopt nog niet los, maar schuift op haar billen.


Wat is billenschuiven?

Billenschuiven is een manier van voortbewegen, waarbij het kind zich verplaatst in een zittende houding. Veel kinderen beginnen met rollen en tijgeren en gaan daarna over op kruipen om zich te verplaatsen. Sommige kinderen kiezen echter voor een alternatieve manier, billenschuiven is zo’n alternatieve manier, en is meestal een voorbeeld van een variatie binnen de normale ontwikkeling van kinderen.

Wanneer uw kind billen schuift en zich verder normaal ontwikkelt, hoeft u zich geen zorgen te maken over deze manier van voortbewegen. In enkele gevallen kiest een kind voor billenschuiven vanwege een onderliggend probleem. Dit gaat dan vaak gepaard met andere problemen in de (motorische) ontwikkeling.

 

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Billenschuiven komt regelmatig voor en is meestal een variatie binnen de normale ontwikkeling van kinderen. Indien dit het geval is ontwikkeld het kind zich verder normaal en komt het ook zelfstandig tot stand en tot lopen.

Soms raken kinderen echter erg gefrustreerd omdat ze zich niet goed tot stand kunnen optrekken. Dit is vanuit zit namelijk moeilijker dan vanuit kruipstand. Dan kan de kinderfysiotherapeut gerichte adviezen geven aan ouders en helpen om het kind uit te lokken om toch zelfstandig op te staan.

Wanneer billenschuiven gepaard gaat met andere problemen, kan de kinderfysiotherapeut een onderzoek starten om te bekijken wat de oorzaak van deze vorm van bewegen is. Afhankelijk van de onderliggende oorzaak kan dan een behandeling gestart worden, of wordt het kind verder verwezen. Enkele voorbeelden van een onderliggend probleem waardoor kinderen gaan billenschuiven zijn: reumatische aandoeningen, problemen met het zicht, neurologische aandoeningen zoals cerebrale parese. Billenschuiven is dan vaak een goede strategie van het kind om toch te kunnen bewegen, ondanks de onderliggende problemen. Het is afhankelijk van het onderliggende probleem of de kinderfysiotherapeut een behandeling start.

Neem contact op voor meer informatie:

Overmatig huilen, onrust en overstrekken bij baby’s

De enige manier waarop baby’s zich kenbaar kunnen maken is door te huilen en de eerste zes weken doen ze dit gedurende gemiddeld anderhalf uur verspreid over de dag. Sommige baby’s huilen veel meer en als dit gedurende drie weken, minimaal drie dagen van de week, drie uur per dag is, spreken we van een huilbaby. Ondanks dat de baby gezond is en voldoende voeding binnenkrijgt blijft hij/zij veel huilen.

Dit huilen klinkt meer als krijsen, gaat gepaard met wilde bewegingen en er is geen verschil tussen de huilmomenten. De baby is snel overprikkeld, schrikachtig en onrustig. De lichaamshouding kenmerkt zich door overstrekken en/ of de baby ligt gekromd waarbij de rug niet in een andere houding te krijgen is. Vaak heeft de baby een voorkeurshouding wat wil zeggen dat het hoofdje altijd dezelfde kant op ligt. Lang niet altijd wordt er een oorzaak gevonden voor het huilen.

Van overstrekken is sprake als uw kindje de armen en benen aanspant en zich naar achteren (over) strekt, hiermee het hoofd naar achteren duwend. Baby’s die overstrekken spannen hun rugspieren continu aan, waardoor hun lichaam strak en gespannen staat. Het overstrekken veroorzaakt veel spanning in de spieren van de wervelkolom en geeft veel druk op de achterkant van het hoofd van uw baby. Als uw baby zich in zijn of haar bed veelvuldig overstrekt, kan hij of zij daardoor een plat hoofdje krijgen. Ook kan overstrekken zorgen voor een motorische achterstand. Een baby die veel overstrekt ontwikkelt daarnaast erg sterke rugspieren, maar de buikspieren blijven vaak wat zwak.

Het overstrekken gaat regelmatig samen met onrust en (veel) huilen. Waarbij een vicieuze cirkel kan ontstaat die vaak een negatieve invloed heeft op o.a. slapen, voeding en contact maken.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut zal je baby onderzoeken en observeren om eventuele onderliggende lichamelijke oorzaken van het huilen en de onrust te kunnen uitsluiten. Ze kijkt naar het huilgedrag en naar de sensorische informatieverwerking. De behandeling van de baby bestaat voornamelijk uit het geven van adviezen en goede tips met betrekking tot de verzorging, hantering en de omgang met de baby om zo het huilen te verminderen.

Als er bij een huilbaby geen aanwijsbare lichamelijke oorzaken worden gevonden zijn ze het meest gebaat bij rust, regelmaat en weinig prikkels. Voorkeur is om baby’s in de thuis situatie te behandelen, zeker bij onrustige baby’s om ze niet verder uit een structuur te halen.

Neem contact op voor meer informatie:

ToP: specialist in prematuren begeleiding

In het TOP-programma worden jullie begeleid door een gespecialiseerde kinderfysiotherapeut. Samen met jou kijkt de therapeut naar je baby en bespreekt je vragen. Zij helpt je om de ‘lichaamstaal’ van je baby te herkennen en legt je bijvoorbeeld uit wat het gedrag, de bewegingen en gezichtsuitdrukkingen van je baby kunnen betekenen.

In het eerste jaar wordt je baby steeds nieuwsgieriger naar alles om zich heen. Samen ga je op zoek naar hoe je je baby kunt ondersteunen en hoe je kunt helpen bij het volgende stapje in de ontwikkeling. Jullie leren elkaar zo steeds beter kennen en dat geeft vertrouwen.

De begeleiding start als je baby thuiskomt uit het ziekenhuis en duurt tot de gecorrigeerde leeftijd van 1 jaar. In deze periode komt de therapeut 12 keer bij jullie thuis. De huisbezoeken vinden gemiddeld 1 keer per maand plaats, maar dat kan in het begin ook vaker zijn.

Ouderverslagen
Na elk huisbezoek krijgen jullie een persoonlijk ouderverslag met foto’s en adviezen.

Geen kosten
Aan het volgen van het TOP-programma zijn geen kosten verbonden. Die worden vergoed uit de basiszorgverzekering. Het gaat niet af van je eigen risico.

Wil je deelnemen
Een aanmelding voor het TOP-programma verloopt via de kinderfysiotherapeut van het ziekenhuis of een andere zorgverlener. Je kunt ook zelf contact opnemen met een TOP-kinderfysiotherapeut. Je hebt geen verwijzing nodig van een arts.

Neem contact op voor meer informatie:

Onhandig / houterig bewegen

Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.

De rol van de kinderfysiotherapeut

De kinderfysiotherapeut is de specialist op het gebied van bewegen en motorische ontwikkeling. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut beschikking tot verschillende motorische tests. Hiermee kan het kind met leeftijdsnoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zijn binnen de norm vallen of afwijkend zijn.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat een kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.

De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor. Neem als voorbeeld een kind dat niet goed meekomt in de gymles. Dat kan vele oorzaken hebben (te weinig spierkracht, te weinig conditie, evenwichtsproblemen, moeite met coördinatie enz.) De oorzaak kan ook liggen in faalangst of bijvoorbeeld visusproblemen. De kinderfysiotherapeut zal in die gevallen doorverwijzen naar een andere behandelaar.
 Een kinderfysiohterapeut bekijkt precies waar het bij een kind misgaat en zorgt dat de behandeling gericht is op dat onderdeel. Spelenderwijs wordt de vaardigheid aangeleerd. De kinderfysiotherapeut is in staat om te zoeken naar wat het kind nog nét wel kan, om vanuit daar de taak die het kind uitvoert in kleine stapjes moeilijker te maken. Iedere behandeling wordt op maat afgestemd op de mogelijkheden van het kind.

Grove motoriek
Problemen met de grove motoriek kunnen zich op allerlei manieren uiten.
Enkele voorbeelden:

  • Een peuter valt steeds.
  • Een kleuter valt op in de klas: ‘hij beweegt anders dan zijn klasgenootjes’ geeft de leerkracht aan.
  • Een kind van 7 komt niet mee in de gymles.

De kinderfysiotherapeut is in staat om te beoordelen waardoor deze problemen veroorzaakt worden en of er een behandeling nodig is.

Neem contact op voor meer informatie:

Problemen bij het tekenen, knutselen, kleuren en knippen

Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.

De rol van de kinderfysiotherapeut

De kinderfysiotherapeut is de specialist op het gebied van bewegen en motorische ontwikkeling. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut beschikking tot verschillende motorische tests. Hiermee kan het kind met leeftijdsnoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zijn binnen de norm vallen of afwijkend zijn.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat een kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.

De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor. Neem als voorbeeld een kind dat niet goed meekomt in de gymles. Dat kan vele oorzaken hebben (te weinig spierkracht, te weinig conditie, evenwichtsproblemen, moeite met coördinatie enz.) De oorzaak kan ook liggen in faalangst of bijvoorbeeld visusproblemen. De kinderfysiotherapeut zal in die gevallen doorverwijzen naar een andere behandelaar.
 Een kinderfysiohterapeut bekijkt precies waar het bij een kind misgaat en zorgt dat de behandeling gericht is op dat onderdeel. Spelenderwijs wordt de vaardigheid aangeleerd. De kinderfysiotherapeut is in staat om te zoeken naar wat het kind nog nét wel kan, om vanuit daar de taak die het kind uitvoert in kleine stapjes moeilijker te maken. Iedere behandeling wordt op maat afgestemd op de mogelijkheden van het kind.

Fijne motoriek
Problemen met de fijne motoriek kunnen op verschillende leeftijden voorkomen, maar worden vooral gezien in de kleuterleeftijd, omdat er dan meer geknutseld en getekend wordt. Kinderen moeten leren knippen en tekenen binnen de lijntjes. Dit vereist veel oefening, het ene kind leert dat sneller dan het andere. Sommige kinderen blijven bepaalde dingen echter fout doen, ook al oefenen ze op school en thuis al veel. De kinderfysiotherapeut kan dan specifiek voor dit kind bekijken waar de oorzaak van dit probleem ligt en een individuele behandeling hierop richten.

Neem contact op voor meer informatie:

Schrijfproblemen

Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.

 

De rol van de kinderfysiotherapeut

De kinderfysiotherapeut is de specialist op het gebied van bewegen en motorische ontwikkeling. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut beschikking tot verschillende motorische tests. Hiermee kan het kind met leeftijdsnoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zijn binnen de norm vallen of afwijkend zijn.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat een kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.

De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor. Neem als voorbeeld een kind dat niet goed meekomt in de gymles. Dat kan vele oorzaken hebben (te weinig spierkracht, te weinig conditie, evenwichtsproblemen, moeite met coördinatie enz.) De oorzaak kan ook liggen in faalangst of bijvoorbeeld visusproblemen. De kinderfysiotherapeut zal in die gevallen doorverwijzen naar een andere behandelaar.
 Een kinderfysiohterapeut bekijkt precies waar het bij een kind misgaat en zorgt dat de behandeling gericht is op dat onderdeel. Spelenderwijs wordt de vaardigheid aangeleerd. De kinderfysiotherapeut is in staat om te zoeken naar wat het kind nog nét wel kan, om vanuit daar de taak die het kind uitvoert in kleine stapjes moeilijker te maken. Iedere behandeling wordt op maat afgestemd op de mogelijkheden van het kind.

 

Schrijven
Schrijven wordt nog steeds gezien als een belangrijk communicatiemiddel. Tegenwoordig verloopt steeds meer communicatie via de computer in plaats van op papier. Waarom is schrijven dan toch zo belangrijk voor kinderen? Natuurlijk omdat kinderen nu (nog) niet altijd een computer, tablet of telefoon bij de hand hebben. Maar ook omdat schrijven belangrijk is voor de taalvaardigheid. Jonge kinderen leren woorden en letters aanzienlijk beter herkennen wanneer ze leren schrijven dan wanneer ze leren typen. Daarnaast leren ze eenvoudige woorden beter te spellen door te schrijven dan wanneer ze starten met het typen zonder te hebben leren schrijven.

Niet iedereen schrijft even netjes, maar we spreken pas echt van een schrijfprobleem wanneer het handschrift nauwelijks of niet leesbaar is; het tempo van schrijven veel lager ligt dan bij leeftijdsgenoten; het kind de schrijfbeweging niet aangeleerd krijgt of wanneer er pijn is bij het schrijven. Schrijven is niet alleen een motorische taak, maar ook een cognitieve. Wanneer een kind wordt doorverwezen met een schrijfprobleem zal de kinderfysiotherapeut eerst een onderzoek starten om te bekijken of het schrijfprobleem veroorzaakt wordt vanuit de motoriek. Als dat het geval is, kan de kinderfysiotherapeut een behandeling starten. Is dat niet het geval, dan zal verder gekeken moeten worden bij andere behandelaars waar het probleem door veroorzaakt wordt.

Ook wanneer het schrijfprobleem door een motorisch probleem veroorzaakt wordt, zijn er nog veel behandelmogelijkheden. De kinderfysiotherapeut bekijkt per kind waardoor het schrijfprobleem veroorzaakt lijkt te worden en zet daar de behandeling op in. Een behandeling van het ene kind kan dus totaal anders zijn dan dat van het andere. Natuurlijk zal een groot deel van de behandeling bestaan uit (voorbereidende) schrijftaken. De kinderfysiotherapeut zoekt naar taken die precies aansluiten bij het kind: de taak moet moeilijk zijn, maar het kind moet hem wel uit kunnen voeren. Dit zal zowel bij de kinderfysiotherapeut, als thuis geoefend moeten worden.

Fijne motoriek
Problemen met de fijne motoriek kunnen op verschillende leeftijden voorkomen, maar worden vooral gezien in de kleuterleeftijd, omdat er dan meer geknutseld en getekend wordt. Kinderen moeten leren knippen en tekenen binnen de lijntjes. Dit vereist veel oefening, het ene kind leert dat sneller dan het andere. Sommige kinderen blijven bepaalde dingen echter fout doen, ook al oefenen ze op school en thuis al veel. De kinderfysiotherapeut kan dan specifiek voor dit kind bekijken waar de oorzaak van dit probleem ligt en een individuele behandeling hierop richten.

Neem contact op voor meer informatie:

Ontwikkelingsproblematiek: lopen, rennen, springen, gym

Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.

De rol van de kinderfysiotherapeut

De kinderfysiotherapeut is de specialist op het gebied van bewegen en motorische ontwikkeling. Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut beschikking tot verschillende motorische tests. Hiermee kan het kind met leeftijdsnoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zijn binnen de norm vallen of afwijkend zijn.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat een kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.

De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor. Neem als voorbeeld een kind dat niet goed meekomt in de gymles. Dat kan vele oorzaken hebben (te weinig spierkracht, te weinig conditie, evenwichtsproblemen, moeite met coördinatie enz.) De oorzaak kan ook liggen in faalangst of bijvoorbeeld visusproblemen. De kinderfysiotherapeut zal in die gevallen doorverwijzen naar een andere behandelaar.
Een kinderfysiotherapeut bekijkt precies waar het bij een kind misgaat en zorgt dat de behandeling gericht is op dat onderdeel. Spelenderwijs wordt de vaardigheid aangeleerd. De kinderfysiotherapeut is in staat om te zoeken naar wat het kind nog nét wel kan, om vanuit daar de taak die het kind uitvoert in kleine stapjes moeilijker te maken. Iedere behandeling wordt op maat afgestemd op de mogelijkheden van het kind.

Grove motoriek

Problemen met de grove motoriek kunnen zich op allerlei manieren uiten. Enkele voorbeelden:

  • Een meisje van 18 maanden loopt nog niet los.
  • Een peuter valt steeds.
  • Een kleuter valt op in de klas: ‘hij beweegt anders dan zijn klasgenootjes’ geeft de leerkracht aan.
  • Een kind van 7 komt niet mee in de gymles.

De kinderfysiotherapeut is in staat om te beoordelen waardoor deze problemen veroorzaakt worden en of er een behandeling nodig is.

Neem contact op voor meer informatie:

Sensorische informatieverwerking (SI)

Onze zintuigen zorgen ervoor dat we zien, voelen, ruiken, proeven en horen. De zintuigen werken de hele dag samen en geven prikkels door aan de hersenen, zodat wij weten wat er om ons heen gebeurt en we hierop goed kunnen reageren. Dit noemen we sensorische informatieverwerking of prikkelverwerking.

Bij sommige kinderen worden de binnenkomende prikkels niet goed verwerkt. De prikkels worden soms niet goed geselecteerd op wat relevant is. Als het filter niet goed werkt, komen bepaalde prikkels vanuit de zintuigen sterker of juist minder sterk binnen in de hersenen. Met als gevolg dat het kind anders op zijn of haar omgeving reageert. Als het filter te veel prikkels door laat, noemen we dit overregistratie. Een kind hoort, ziet, voelt en ruikt meer dan andere kinderen en zal ander gedrag laten zien dan kinderen waarbij het filter wel goed werkt.
 Als het filter te weinig prikkels door laat, noemen we dit onderregistratie. Een kind hoort, ziet, voelt en ruikt minder dan andere kinderen en zal dan dus ook ander gedrag laten zien. Het gedrag van kinderen met overregistratie en onderregistratie is voor het kind passend bij hun prikkelverwerking.

Kinderen met een probleem in de prikkelverwerking laten heel veel verschillende gedragingen zien. Als prikkels onvoldoende binnenkomen kunnen deze kinderen traag en sloom zijn. Ze missen informatie. Horen vaak niet wat je zegt en missen instructies in de klas. Ze lijken wat afwezig. Vaak vallen deze kinderen in de klas niet op. Het kan ook zijn dat het kind juist heel veel prikkels opzoekt. Ze zijn druk en heel bewegelijk. Ze praten veel en maken vaak lawaai. Als prikkels te sterk binnenkomen, kan een kind heel gevoelig zijn voor prikkels. Ze worden erg afgeleid door de verschillende prikkels. Ze slaan heel veel prikkels op en zijn vaak opmerkzaam. Maar ze kunnen opeens overstuur raken of een woede-uitbarsting krijgen, omdat hun ‘emmertje’ overloopt. Andere kinderen die te veel prikkels binnenkrijgen, zullen prikkels vermijden. Ze willen niet meedoen op het schoolplein. Bij veel lawaai houden ze hun handen voor de oren. Ook deze kinderen worden afgeleid door de prikkels die ze binnenkrijgen. Kenmerkend van al deze kinderen is dat ze hun taak vaak niet of moeilijk kunnen volbrengen.

 

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Binnen onze praktijk kijken wij naar prikkelverwerking gekoppeld aan een motorische hulpvraag.  De kinderfysiotherapeut bekijkt hoe de prikkelverwerking van het kind verloopt. Er zullen testen en observaties worden afgenomen en ouders of verzorgers zullen meestal ook gevraagd worden een vragenlijst in te vullen. Zijn de problemen ook op school aanwezig, dan zal de leerkracht gevraagd worden een vragenlijst in te vullen en kan er een observatie op school plaats vinden. Na het onderzoek wordt er een ‘ sensorisch profiel’ van het kind opgemaakt, wat wil zeggen dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe de prikkelverwerking verloopt bij het kind en hoe het kind reageert op de verschillende prikkels vanuit de zintuigen. Dit verklaart vaak al bepaald gedrag van het kind en is er door ouders en leerkrachten meer begrip voor het kind. Er zullen adviezen opgesteld worden voor thuis en indien nodig voor op school die het kind helpen om beter te functioneren. En doelen om tot het gewenste motorische doel te behalen.

Neem contact op voor meer informatie:

Bewegingsangst/ onzekerheid in bewegen

Kinderen komen niet vaak met de hulpvraag ‘ik ben bang om te bewegen’ vaak is een motorische achterstand de reden van verwijzing. Angst voor bewegen of het altijd alles goed willen doen is vaak een onderliggend probleem wat de oorzaak kan zijn voor een achterstand op motorisch gebied. 
 
De behandeling wordt gestart vanuit de vaardigheden die het kind wel kan en durft om op die manier weer spelenderwijs plezier te beleven aan het bewegen. Vervolgens worden de oefeningen rustig aan opgebouwd in moeilijkheidsgraad

Neem contact op voor meer informatie:

Afwijkend lopen

Tenenlopen

Er zijn veel kinderen die op hun tenen lopen. Wanneer kinderen net leren lopen is dit normaal. Vaak lopen deze kinderen binnen enkele maanden op ‘platte voeten’. Enkele kinderen blijven op de tenen lopen. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Het is daarom eerst van belang dat de kinderfysiotherapeut onderzoekt wat de mogelijke oorzaken voor het tenenlopen zijn. Bij enkele kinderen wordt het tenenlopen veroorzaakt door een spierziekte, een neurologische aandoening of een afwijking in botten, spieren, pezen of gewrichten. Bij veel kinderen wordt echter de diagnose ‘idiopathische tenenloper’ gesteld, dat betekent dat het tenenlopen niet veroorzaakt wordt door een afwijking in botten, gewrichten, spieren, pezen of zenuwen. Het gaat dan om een variatie op het ‘normale’ looppatroon.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut is in staat om op basis van het onderzoek een gegronde afweging te maken over de mogelijke oorzaken. Wanneer er sprake is van een onderliggende oorzaak zal de behandeling op deze oorzaak gericht zijn. Het kind moet dan vaak verder onderzocht worden door bijvoorbeeld een kinderorthopeed, een kinderneuroloog of een kinderarts.

Er zijn veel verschillende behandelingen voor idiopathisch tenenlopen bekend en er is nog geen overeenstemming wat nu de beste behandeling is. De kinderfysiotherapeut zal per kind bekijken of het mogelijk is om het tenenlopen of de problemen die worden ervaren door het tenenlopen te beïnvloeden. Het tenenlopen zelf heeft geen negatieve invloed op de ontwikkeling van het kind. Soms wordt bij kinderen die veel tenenlopen een verkorting van de kuitspier gezien en het kind kan problemen met bijvoorbeeld lopen, hinkelen, springen en rennen ervaren, waardoor kind en ouders het vaak belangrijk vinden dat het tenenlopen behandeld wordt.

Tenenlopen komt voor op verschillende leeftijden

Bij oudere kinderen kan het tenenlopen zelf beïnvloed worden door het lopen met platte voet binnen veel verschillende omgevingen aan te leren. Hiervoor is het van belang dat het kind zelf doorheeft dat het anders loopt, en de verschillen snapt tussen tenenlopen en lopen op platte voet. Bij erg jonge kinderen kan de kinderfysiotherapeut spelletjes meegeven aan ouders die het belasten van de platte voet uitlokken, om ervoor te zorgen dat het kind niet alleen op de tenen loopt. De kinderfysiotherapeut zal dus niet altijd een behandeling starten, soms volstaat advies en informatie om het lopen op platte voeten regelmatig uit te lokken. Indien een behandeling gestart wordt zal regelmatig een evaluatie plaatsvinden om te bekijken of de behandeling effect heeft.

Naar binnen lopen met de voeten, Toeing in  

Sommige kinderen lopen met de voeten naar binnen (Toeing in) gedraaid. Deze kinderen kunnen vaker struikelen en er kunnen pijnklachten optreden in o.a. de voeten of knieën. 

Er kunnen meerdere redenen zijn waarom een kind met de voeten naar binnen loopt:

  • De voet zelf krult naar binnen (kommavoet of metatarsus adductus)
    Hele jonge kinderen (tot ongeveer 2 jaar) lopen meestal naar binnen door een afwijking in de voet of het onderbeen. De voeten zijn bijna altijd soepel en makkelijk recht te maken. In sommige gevallen is de voet te stug en is een behandeling nodig. Het probleem kan bij één of beide voeten voorkomen.
  • Het onderbeen is naar binnen gedraaid
    Een andere oorzaak van naar binnen lopen op jonge leeftijd (rond de 2 jaar) is een naar binnen gedraaid onderbeen. Hierdoor draait de voet ook naar binnen. Dit probleem kan bij één of beide voeten voorkomen. Soms komt dit samen voor met O-benen. De draaiing in het onderbeen verdwijnt vanzelf.
  • De stand van de heupen wijkt af
    De stand van de heupen is bij een kind anders dan bij een volwassene. De meeste kinderen lopen met de voeten naar binnen omdat de stand van de heupen nog anders is. Tijdens de groei verandert deze stand. Rond de leeftijd van 7 jaar is de draaing het grootst. Om goed te kunnen lopen, moeten sommige kinderen hun heup naar binnen draaien. De knie en de voet draaien dan mee naar binnen. Hierdoor gaat het kind met de voeten naar binnen lopen. Meestal komt dit probleem voor bij beide voeten, maar er kan een verschil zijn tussen de linker- en de rechtervoet.

U hoeft zich geen zorgen te maken als:

  • Uw kind geen pijn heeft aan de voeten.
  • Het naar binnen lopen tot 7 jaar wat toeneemt.
  • De stand van de voeten symmetrisch is.

Bij een afwijkend looppatroon of afwijkende stand van de voeten of benen kunnen wij onderzoeken en vervolgens ouders advies geven (o.a. over schoenen) en indien nodig begeleiden met (actieve) oefentherapie en oefeningen voor thuis.

Neem contact op voor meer informatie:

Gewrichtsklachten/ botbreuken

Een breuk kan perfect geheeld zijn, terwijl het kind de arm of het been toch niet goed gebruikt. Veel kinderen en jongeren die een been gebroken hebben vinden het eng om dit been weer volledig te belasten. Dat is ook het geval bij armen of romp. Dat is natuurlijk heel logisch. Als het kind of de jongere merkt dat het belasten prima gaat zullen zij het been vanzelf meer in gaan zetten in het dagelijks leven. Dan is het ook niet nodig om een kinderfysiotherapeut te bezoeken, want het kind durft elke dag iets meer te doen. Sommige kinderen blijven echter het been niet inzetten en passen al hun bewegingen hierop aan.

 

Kinderfysiotherapeutische behandeling
 Na een breuk zijn er vaak beperkingen in beweging (minder goed buigen en strekken) en dat wordt zo in stand gehouden. Ook de spierkracht zal achterblijven, deze wordt namelijk alleen beter als je het been weer gebruikt. Als dit het geval is kan de kinderfysiotherapeut helpen om spelenderwijs het been vaker te gebruiken op een goede manier. Daarnaast kan de kinderfysiotherapeut helpen bij het weer helemaal kunnen strekken en buigen van het been.

Natuurlijk geldt dit ook voor breuken of operaties op andere plekken dan het been.

Neem contact op voor meer informatie:

Hypermobiliteitsklachten

Wat is hypermobiliteit?

Sommige kinderen zijn erg soepel in hun gewrichten, kijk bijvoorbeeld naar de jonge ballerina’s. Zij hebben hier over het algemeen geen last van. Soms kunnen kinderen wel klachten ervaren die samengaan met erg soepele gewrichten. Als kinderen soepele gewrichten hebben en daarnaast langer dan drie maanden pijnklachten in meer dan vier gewrichten ervaren spreekt men van het hypermobiliteitssyndroom.  Om hiervan te kunnen spreken mogen er geen andere aandoeningen zijn waardoor de klachten veroorzaakt kunnen worden. Als naast te soepele gewrichten ook sprake is van pijnklachten gedurende een periode van langer dan drie maanden, in meer dan vier gewrichten, zonder een onderliggende aandoening/ oorzaak, dan wordt gesproken van het hypermobiliteitssyndroom.

Welke klachten een kind met gegeneraliseerde hypermobiliteit ervaart is per kind verschillend. Kinderen kunnen pijnklachten in gewrichten ervaren, de spierkracht kan verminderd zijn en het gevoel van beweging kan anders ervaren worden. Daarnaast hebben een aantal kinderen een minder goede conditie, waardoor ze nog minder gaan bewegen en de conditie nog meer achteruitgaat.

 

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Er kan niets gedaan worden aan de hypermobiliteit zelf, de kinderfysiotherapeut kan uw kind echter wel helpen met bovenstaande problemen. Ieder kind is uniek, de kinderfysiotherapeut zal dus per kind bekijken welke problemen op de voorgrond staan. Aan de hand van het kinderfysiotherapeutische onderzoek en de doelen van uw kind zal de behandeling gestart worden. Deze zal uitgaan van de activiteiten waarbij uw kind problemen ervaart (bijvoorbeeld traplopen, sporten, meedoen met gym). Het verbeteren van spierkracht, conditie, samenwerking van de spieren zijn hulpmiddelen om ervoor te zorgen dat de activiteiten weer beter uitgevoerd kunnen worden.

Neem contact op voor meer informatie:

Houdingsproblemen: rug- /nekklachten

Rugklachten

Rugklachten komen vrij veel voor in leeftijd van 0-18 jaar, zeker bij jongeren. Sommige rugklachten kennen een specifieke oorzaak, zoals een scoliose of hernia. Veel rugklachten worden niet veroorzaakt door zo’n specifieke oorzaak. Dan wordt gesproken van aspecifieke rugklachten. Een groot deel van deze rugklachten gaat vanzelf weer over binnen enkele weken.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Wanneer een kind of jongere zich meldt met rugklachten/ rugpijn zal de kinderfysiotherapeut eerst een onderzoek doen om de mogelijke oorzaak van de klachten te achterhalen. Als er sprake is van een aspecifieke rugklacht kan deze in stand gehouden worden door zeer veel verschillende factoren. Houding, beweging, omgang met de pijn, belasting van de rug (bv veel tillen of zware boekentassen) zijn bijvoorbeeld een aantal factoren die invloed hebben op de klachten. De kinderfysiotherapeut probeert al deze factoren in kaart te brengen. De behandeling van ieder kind of iedere jongere met rugpijn, ofwel rugklachten zal dan ook anders zijn omdat deze factoren vaak per kind verschillend zijn. Vaak komen één of meerdere mogelijkheden van behandeling echter wel aan bod: het versterken van de rugspieren, het ontspannen van de spieren die te strak aangespannen zijn, adviezen met betrekking tot houding en beweging en adviezen met betrekking tot (te) zware belasting.

Scoliose

Als uw kind een scoliose heeft betekent dit dat de wervels niet helemaal netjes in een rechte lijn boven elkaar staan. Er is sprake van een zijwaartse kromming van de wervelkolom en het kan zo zijn dat de wervels ook gedraaid staan ten opzichte van elkaar.   

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut zal het onderzoek gebruiken om uit te zoeken waardoor de scoliose veroorzaakt wordt. Als de kinderfysiotherapeut oorzaken vindt die behandeld kunnen worden dan zal de behandeling gericht worden op het aanpakken van deze oorzaken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er sprake is van pijn in de spieren van de rug waardoor het kind een andere houding aanneemt. Als de kinderfysiotherapeut oorzaken vindt die niet behandeld kunnen worden met kinderfysiotherapie dan zal samen met ouders en kind bekeken worden wat andere opties zijn voor behandeling. Wanneer de scoliose veroorzaakt wordt door een groot beenlengteverschil dan is verwijzing naar een podotherapeut of orthopeed mogelijk zinvol.  

Beloop

De kinderfysiotherapeut heeft geen invloed op de eventuele toename van de scoliose. Wanneer de scoliose te snel toeneemt kan een operatie overwogen worden. Voor en na de operatie kan de kinderfysiotherapeut betrokken worden bij de behandeling om ervoor te zorgen dat het kind na de operatie weer zo snel mogelijk zijn dagelijkse activiteiten zelfstandig uit kan voeren.

Nekklachten

Nek- en/ of hoofdpijnklachten komen vrij veel voor bij kinderen en jongeren. Veelvoorkomende diagnoses bij hoofdpijn zijn spanningshoofdpijn en migraine. Bij een nekklacht zijn pijnlijke spieren in de nek vaak een probleem.

Wanneer een kind langer hoofdpijn of nekklachten ervaart zal eerst bekeken moeten worden waardoor deze klachten veroorzaakt worden. Als een nekklacht bijvoorbeeld komt doordat de spieren van de nek erg strakgespannen staan dan kan een kinderfysiotherapeut dit behandelen. Bij migraine zal de kinderfysiotherapeut de oorzaak van de klacht niet weg kunnen nemen. Het is soms wel mogelijk om de gevolgen hiervan te behandelen waardoor het kind minder klachten ervaart.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut heeft de volgende mogelijkheden bij dit soort klachten:

  • Als kinderen veel pijn hebben spannen zij vaak onbewust veel spieren aan, bijvoorbeeld bij de schouders. Hierdoor kunnen de nekspieren nog strakker komen te staan, wat nek- en hoofdpijn weer verergert. Het leren ontspannen van deze en andere spieren kan ervoor zorgen dat het kind de vicieuze cirkel waar het in zit kan doorbreken.
  • Verbeteren van de conditie. Het is bekend dat kinderen met hoofd- en nekpijn bepaalde situaties kunnen gaan vermijden, vanwege hun pijnklachten. Zo missen ze bijvoorbeeld vaker school, missen ze trainingen bij hun sportclub en ondernemen ze soms zelfs minder met vrienden. Hierdoor komen deze kinderen veel vaker thuis te zitten en bewegen ze minder. Hun conditie gaat enorm achteruit en ze raken nog minder fit. Dit kan ervoor zorgen dat het nog meer moeite kost om wél een keer te gaan sporten of een hele dag op school te zijn. De kinderfysiotherapeut kan testen of er sprake is van een verminderde conditie. Als dit het geval is kan de kinderfysiotherapeut een trainingsprogramma opstarten samen met het kind. Dit programma zal dan vooral gericht zijn op de dingen die het kind niet meer goed kan uitvoeren, maar die het wel weer heel graag zou willen doen.
  • Ontspannen en trainen van te strakgespannen spieren. Bij zowel nek- als hoofdpijn zijn de spieren van de nek vaak erg strak aangespannen. Dit kan ervoor zorgen dat de hoofdpijn erger wordt, en kan een oorzaak zijn van de nekpijn. De kinderfysiotherapeut ken verschillende technieken om het kind te helpen om deze spieren te ontspannen. Hierbij wordt specifiek naar de nekspieren gekeken en het gaat dus niet om algehele ontspanningstherapie.
    De spieren zijn vaak te strak aangespannen doordat niet alle spieren van de nek even sterk zijn. De kinderfysiotherapeut kan helpen om de spieren sterker te maken, zodat ze minder snel pijnlijk aanvoelen.
  • Adviezen met betrekking tot houding en zware dingen. Soms ervaren kinderen vooral hoofdpijn nadat ze een lang werkstuk hebben moeten typen voor school, of wanneer ze lang moeten lopen met hun boekentas. De kinderfysiotherapeut kan adviezen geven over houding tijdens het leren en tips geven om zware dingen wat minder zwaar te laten worden.


Bij jongeren die uitgegroeid zijn kan de kinderfysiotherapeut ervoor kiezen om de behandeling over te laten aan de manueeltherapeut, of samen met de manueel therapeut te behandelen. Er zal op dat moment gekeken worden naar wat de beste behandeling is voor deze specifieke jongere.

Neem contact op voor meer informatie:

Slechte conditie/ vermoeidheid

Iedereen is wel eens een keer moe, en als we de hele winter niet hebben gesport, dan is het wel even zwaar om in de lente weer te gaan hardlopen. Dat is normaal en geen enkel probleem, ook voor kinderen niet. Sommige kinderen zijn echter extreem vermoeid, zo erg dat ze school missen, of niet mee kunnen komen met de gymles. Vermoeidheid kan vele oorzaken hebben, en het is dan ook belangrijk dat een huisarts of kinderarts bekijkt of hij een medische oorzaak kan vinden voor de vermoeidheid. Ook na een lange ziekteperiode kan een kind lang vermoeid blijven. Veel kinderen vinden het fijn om weer buiten te kunnen spelen en leuke dingen te kunnen doen en zullen vanzelf fitter worden. Sommige kinderen lukt dat niet, zij hebben een steuntje in de rug nodig.

Als het om wat voor reden dan ook niet lukt om weer mee te kunnen doen bij buitenspelen, gymles, weer naar school te fietsen of andere dingen waarvoor je conditie nodig hebt, kan de kinderfysiotherapeut helpen om dit weer wel te kunnen doen.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut zal samen met het kind bekijken welke activiteiten belangrijk zijn om weer langer te kunnen volhouden. Als het mogelijk is wordt een conditietest afgenomen, om in kaart te brengen of de conditie is verminderd, en wat de beste manier is om te trainen. De trainingen zullen zo veel mogelijk gericht worden op de activiteiten die moeilijk zijn voor het kind. Jonge kinderen zullen bijvoorbeeld graag mee willen doen met tikkertje, terwijl tieners eerder weer naar school willen fietsen. Daarnaast zal de kinderfysiotherapeut opdrachten of spelletjes voor thuis meegeven, de conditie zal namelijk alleen verbeteren als deze vaker getraind wordt dan alleen tijdens de behandelingen zelf.

Neem contact op voor meer informatie:

Longproblemen

Astma & ademhalingsproblemen
Bij Astma zijn de luchtwegen vaak ontstoken en daardoor vernauwd. Kinderen met Astma hebben erg prikkelbare luchtwegen en zijn vaak allergisch voor bepaalde stoffen en dieren. De gevolgen van Astma zijn vaak kortademigheid, piepende ademhaling, hoesten en vermoeidheid. Deze klachten kunnen per dag verschillend zijn.

Kinderen met astma hebben vaak een verminderde conditie of zijn terughoudend in het bewegen. Sporten lukt niet goed en ze komen vaak niet mee met gym en tijdens het buitenspelen op het schoolplein. Het plezier verdwijnt hierdoor, terwijl dit juist zo belangrijk is. 

Kinderfysiotherapeutische behandeling
Gebruikt je kind medicijnen voor Astma en zijn er toch klachten over een verminderde conditie, weinig kracht in de rompspieren en vermoeidheid, dan kan de kinderfysiotherapeut hier mogelijk bij helpen.
De kinderfysiotherapeut kijkt naar wat er gebeurt met het lichaam tijdens inspanning, naar de spierkracht, de beweeglijkheid en de ademhalingstechniek. 
Vervolgens wordt er samen gekeken wat er nodig is om de klachten te verbeteren en om hier mee om te gaan. De kracht en de conditie worden getraind en er kunnen ademhalingstechnieken aangeleerd worden om het kind hierin te helpen. Je kind leert de fysieke mogelijkheden te vergroten dankzij gerichte begeleiding door de kinderfysiotherapeut. 

Hyperventilatie
Bij angst en spanning raakt je ademhaling van slag, vaak zonder dat je het zelf beseft. Ook overbelasting en oververmoeidheid kunnen hierbij een rol spelen. Het lichaam gaat stress hormonen aanmaken, zoals adrenaline.
 Je gaat sneller ademhalen en het hart gaat sneller kloppen. Door hyperventilatie wordt het koolzuurgehalte in het bloed lager wat verschillende klachten kan veroorzaken.

De meest voorkomende verschijnselen bij hyperventilatie zijn:

  • Benauwdheid/ kortademigheid
  • Hartklopping of pijn op de borst
  • Duizeligheid
  • Tintelingen
  • Droge mond, moeite met slikken
  • Zweten, trillen
  • Hoofdpijn, misselijkheid
  • Vermoeidheid
  • Angst of verminderde concentratie


Je hoeft geen last te hebben van alle klachten die hierboven staan beschreven, maar meestal zijn wel meerdere verschijnselen herkenbaar. Bij hyperventilatie hoef je niet altijd te merken dat je ademhaling versnelt. De klachten komen vaak in aanvallen voor en zijn niet schadelijk voor het lichaam. Door een aanval kun je echter erg schrikken en bang worden. Angst speelt zowel een rol in het ontstaan van de klachten als in het blijven bestaan van de klachten.

Het is voor de kinderfysiotherapeut belangrijk om de oorzaak van het hyperventileren in kaart te brengen om zo te bepalen wat er nodig is om jou hierbij te helpen. 
 Er zijn verschillende oefeningen die je kunt doen. De kinderfysiotherapeut zal samen met je kijken welke voor jou het meest passend zijn.

Neem contact op voor meer informatie:

Hartproblemen

Cardiale aandoeningen is een andere benaming voor aandoeningen van het hart. De meeste hartafwijkingen zijn aangeboren. De hartafwijkingen variëren van heel licht tot zeer ernstig.

Kinderfysiotherapeutische behandeling
Kinderen waar geen hartoperatie bij nodig is, hebben over het algemeen geen kinderfysiotherapeutische begeleiding nodig. Kinderen met een meer complexe hartaandoening bij wie een operatie noodzakelijk is, kunnen op zowel motorisch vlak als op het vlak van inspanning een hulpvraag hebben.

De kinderfysiotherapeut kan worden ingeschakeld om oefentherapie in te zetten ter verbetering van de fijne en/of grove motoriek. Daarnaast kan een kinderfysiotherapeutische behandeling nodig zijn om het uithoudingsvermogen te verbeteren. Ook kunnen kinderfysiotherapeuten begeleiding bieden. Deze begeleiding kan zinvol zijn om jongeren te kunnen laten participeren op het niveau van hun leeftijdsgenoten.

Neem contact op voor meer informatie:

Orthopedische aandoeningen: heupdysplasie, klompvoeten, m. perthes, m. sever

Heupdysplasie
Bij een heupdysplasie is er sprake van een heupkom die te groot of te klein is voor de heupkop. Of een heupkop die niet goed past in de heupkom. Een heupdysplasie is een aangeboren aanlegstoornis of ontwikkelingsafwijking van het heupgewricht. Op de leeftijd van drie maanden bedraagt het aantal heupdysplasieën 10 tot 20 per 1000 kinderen. Heupdysplasie komt bij meisjes vier keer zo vaak voor als bij jongens. Het komt vaker voor bij de linkerheup. Een aangeboren heupdysplasie komt vooral voor bij stuitligging, waar sprake is van overstrekte knieën.

Er zijn bij een heupdysplasie geen symptomen waarneembaar, pas als er sprake is van luxatie (volledig dislocatie van het heupgewricht) of subluxatie (partiële dislocatie). Hoe herken je dan een heuplaxatie?

  • Indien er een luxatie is van één van de twee heupen kan er een extra bilplooi zichtbaar zijn aan de kant van de heupluxatie.
  • Er is een grotere afstand tussen de benen waarneembaar
  • In ruglig en buiklig kan opvallen dat het kind één heup meer naar buiten kan drukken dan de andere.
  • Een vergrote holling van de rug kan een teken zijn van geluxeerde heupen.
  • Een waggelgang kan een teken zijn van heupluxatie


Er is een classificatie voor dysplastische heupontwikkeling (DHO):

  • Dysplasie met veelal een instabiele, (sub)luxeerbare heup (gedurende de eerste maand);
  • Subluxatie heup
  • Luxatie heup


Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut speelt een rol bij het vroegtijdig onderkennen van een heupluxatie. Hierbij kan de kinderfysiotherapeut een abductietest en beenlengteverschil test uitvoeren. Een kinderfysiotherapeut komt vaak in beeld na een spreidbehandeling. Hierbij kan een kinderfysiotherapeut motorisch een kind stimuleren tot verbeteren van looppatroon. Ook kan de kinderfysiotherapeut adviezen geven over het hanteren en positioneren als het kind een spreidbeugel of bandage draagt. Denk hierbij aan: hoe wordt het kind gedragen, hoe kan het kind toch op de buik liggen etc.

 

Klompvoeten
Een klompvoet is een aangeboren afwijking van de voet waarbij de voet lijkt op een golfclub.

Er zijn vier soorten klompvoeten:

  • De posturele pes equinovarus
  • De idopathische pes equinovarus
  • De teratogene pes equinovarus
  • Neurologische pes equinovarus


Door een klompvoet kan een kind motorisch problemen ervaren bij verticalisatie en lopen. Kinderen kunnen een afwijkend looppatroon hebben. Om de ernst van een klompvoet te bepalen bestaat er een scorelijst: Het Clubfoot Assessment Protocol (CAP). Hierin zijn er vier gradaties te onderscheiden binnen klompvoet:

  • Graad 1: Benigne klompvoet
  • Graad 2: milde klompvoet
  • Graad 3: ernstige klompvoet
  • Graad 4: zeer ernstige klompvoet


Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut komt vaak in beeld na de gipsfase. De kinderfysiotherapeut speelt een rol in het optimaliseren en onderhouden van de bewegelijkheid van de voet. Hierbij kunnen mobilisatietechnieken worden gebruikt. Daarnaast speelt de kinderfysiotherapeut een rol in het trainen van de spierkracht. Sommige kinderen hebben door een klompvoet een afwijkend looppatroon. Door therapie kan het gangbeeld worden verbeterd.

Perthes

Wat is de ziekte van Perthes?
 De ziekte van Perthes wordt ook wel morbus Legg-Calvé-Perthes genoemd. Bij deze aandoening is de bloedtoevoer naar de heupkop verstoord. Wanneer de bloedtoevoer naar de heupkop verstoord is zal de heupkop van vorm veranderen. Delen van de heupkop kunnen zelfs afsterven als de bloedtoevoer slecht is. Afgestorven stukjes bot worden door het lichaam zelf weer opgeruimd als de bloedtoevoer weer normaal wordt. Hierdoor verandert de vorm van de heupkop.

 De ziekte van Legg-Calvé-Perthes bestaat uit enkele fasen:

  1. De bloedvoorziening naar de heupkop is verstoord of stopt enige tijd. Dit wordt ook wel avasculaire necrose genoemd (collaps fase), hierdoor kan een barstje en/of inzakking van de heupkop ontstaan.
  2. Het bot van de heupkop sterft af en lijkt uit kleine fragmentjes te bestaan.
  3. Het afgestorven bot wordt door het lichaam opgeruimd (resorptiefase) en tegelijkertijd bouwt het lichaam het bot weer op (herstelfase). Dit heet samen ook wel de reparatiefase.
  4. Het bot gaat weer een normalere vorm aannemen, vaak niet helemaal rond maar met een wat grotere en ovale kop (remodelleringsfase).


Wat zijn de oorzaken van de ziekte van Perthes?
Er is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen voor de ziekte van Perthes. Er zijn verschillende theorieën over de oorzaak van Perthes, maar wetenschappelijk bewijs is er niet. Er zijn aanwijzingen dat:

  • De storingen in de bloedtoevoer veroorzaakt worden door stollingsproblemen;
  • Het ontstaan van de ziekte erfelijk bepaald is;
  • perthes veroorzaakt wordt door omgevingsfactoren. In arme en luchtvervuilde gebieden lijkt de ziekte vaker voor te komen dan in rijke en schone gebieden;
  • Kleine verstoringen in de hormonen de ziekte van Perthes kunnen veroorzaken.


Klachten en symptomen

In welke levensfase komt het voor?
De ziekte van Perthes komt vooral voor bij jongens tussen de 4 en de 12 jaar oud. Het ziekteproces zoals hiervoor beschreven duurt drie tot vier jaar. Kinderen die lijden aan deze ziekte zijn vaak wat kleiner dan gezonde leeftijdsgenootjes.

Welke klachten en symptomen kan iemand hebben?
De beginfase van de ziekte gaat vaak onopgemerkt voorbij. Pas wanneer de vorm van de heupkop gaat veranderen beginnen de symptomen. Kinderen ervaren pijn bij het lopen en beschrijven niet zelden een pijnlijke knie. Door de pijn lopen kinderen mank. De pijn is niet het gehele ziekteproces hetzelfde, er kunnen perioden zijn waarin er meer of juist minder pijn ervaren wordt. Ook op latere leeftijd kunnen symptomen optreden. Door de wijziging in de vorm van de heupkop kan op latere leeftijd vervroegde slijtage ontstaan in de heup (hip). Dit komt echter niet vaak voor, want wanneer de ziekte van Perthes op jonge leeftijd optreedt is het herstel vaak zo goed dat de ziekte nauwelijks sporen achterlaat.

Sever
Groeischijven zorgen voor de lengtegroei van bot bij kinderen. Groeischijven vormen een relatief zwakke plek, vatbaar voor een breuk of voor overbelasting. Bij de ziekte van Sever gaat het om een overbelasting van de groeischijf van het hielbeen waardoor kinderen (vooral tussen acht en twaalf jaar oud) hielpijn hebben tijdens en na het sporten (vooral bij loop- en springsporten zoals voetbal, basket, atletiek, ballet en dansen).

De kinderfysiotherapeut helpt bij het vormgeven van een behandelplan op maat wat noodzakelijk is voor een snel herstelproces en om de kans op het opnieuw optreden van de aandoening te verminderen.

Neem contact op voor meer informatie:

Neurologische aandoeningen: cerebrale parese, niet-aangeboren hersenletsel, obstetrisch plexus brachiallis letsel (OPBL)

Cerebrale Parese
CP staat voor cerebrale parese en is een klinisch syndroom (d.w.z. dat de diagnose gesteld wordt door wat men ziet, een herkenbaar patroon met afwijkingen) met een houdings- of bewegingsstoornis die voortkomt uit een niet-progressieve hersenbeschadiging die voor de eerste verjaardag is ontstaan.

Er zijn verschillende manieren om CP in te delen.

  1. Indeling naar type motorische stoornis (meest recente en internationaal geaccepteerde classificatie)

Spastische CP met tenminste twee van de volgende symptomen

  • Abnormale houding en/ of beweging
  • Verhoogde spierspanning (mag wisselend aanwezig zijn)
  • Pathologische reflexen

Atactische CP

  • Abnormale houding en/ of beweging
  • Verlies van normale spiercoördinatie zodat beweging met abnormale kracht, ritme en preciesie plaatsvindt.

Dyskinetische CP

  • Abnormale houding en/ of beweging, onwillekeurige bewegingen, ook in rust
  • Onwillekeurige, ongecontroleerde, repeterende en soms stereotiepe bewegingen

Dystone CP

  • Hypokinesie, langzame torderende bewegingen
  • Hypertonie

Hyperkinetische CP (ookwel choreoathetotische CP)

  • Hyperkinesie
  • Hypotonie
  • Indeling naar lokalisatie van de motorische stoornis (waar in de hersenen zit het probleem)
  • Spasticiteit: laesie in het cortico-spinale systeem
  • Rigiditeit: verlies van dopaminergische neuronen
  • Athetose: nucleus caudatus en putamen
  • Dystonie: (neo)striatum
  • Chorea en ballisme: nucleus caudatus en nucleus subthalamus
  • Ataxie: cerebellum


Kinderfysiotherapeutische behandeling

Wanneer er sprake is van CP wordt het kind meestal begeleid in een ziekenhuis of een ander soort revalidatie-instelling. Om kinderen met CP goed te kunnen onderzoeken kan het best gekeken worden naar het functioneel bewegen. Deze onderzoeken kunnen het best uitgevoerd worden door een spasticiteitsteam dat de beschikking heeft over een looplaboratorium. Hier kan met behulp van EMG, video, hoekmetingen en krachtsregistraties het bewegen tot in details worden bekeken. Zo kan er beoordeeld worden welke spiergroepen in welke mate storend werken op het bewegen van het kind en waar het kind het beste bij gebaat is qua behandeling of bijvoorbeeld het aanpassen van een hulpmiddel.

De behandeling bij kinderen met CP richt zich altijd op het makkelijker maken van activiteiten voor het kind en/of zijn/haar omgeving. Gedacht kan worden aan het verminderen van pijn en stijfheid, maar bijvoorbeeld ook het verbeteren van een looppatroon door middel van de juiste hulpmiddelen. 

De kinderfysiotherapeut kan worden ingeschakeld om bepaalde mobiliserende technieken uit te voeren (bijvoorbeeld ‘slow stretch’), oefentherapie te geven of samen met een ergotherapeut te beoordelen welke hulpmiddelen geschikt zijn bijvoorbeeld braces, rolstoel, of spalken.   

Niet-aangeboren hersenletsel  

Bij Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) is er sprake van een beschadiging van de hersenen, ontstaan na het eerste levensjaar, door welke oorzaak dan ook. De gevolgen ervan verschillen sterk van persoon tot persoon.

Er zijn veel verschillende oorzaken voor Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH). De belangrijkste noemen we hieronder:

  • Traumatisch hersenletsel, bijvoorbeeld door een verkeersongeluk, geweld of een val
  • Infectie, bijvoorbeeld meningitis
  • Problemen met de bloedvaten door een hersenbloeding of -infarct
  • Hersentumor
  • Kanker
  • Zuurstofgebrek, bijvoorbeeld door een hartstilstand of door bijna-verdrinking
  • Epilepsie


De gevolgen van hersenletsel voor kinderen hangen af van de oorzaak en kunnen enorm verschillen per kind. Soms zijn de gevolgen zeer mild, soms zeer ernstig. Soms zijn ze goed zichtbaar en soms juist onzichtbaar.

Zichtbare gevolgen zijn bijvoorbeeld:

  • Verminderde kracht of gevoel in een gedeelte van het lichaam
  • Verminderde coördinatie van arm en/of been
  • Verminderde balans bij het staan en lopen
  • Verminderd vermogen om te spreken en/of te slikken
  • Problemen met de taal (afasie)


Onzichtbare gevolgen zijn bijvoorbeeld:

  • Problemen met het geheugen
  • Concentratie- en aandachtsproblemen
  • Problemen met ruimtelijk inzicht (bijvoorbeeld de weg vinden)
  • Problemen met plannen (bijvoorbeeld met huiswerk maken)
  • Problemen met het waarnemen
  • Overgevoeligheid voor licht en geluiden
  • Vermoeidheid
  • Verstoringen in de hormoonhuishouding
  • Karakterveranderingen
  • Ontremd gedrag
  • ‘Kort lontje’
  • Depressie


Deze gevolgen kunnen flinke problemen veroorzaken voor het functioneren thuis, op school of bij de studie. Niet alleen voor het kind zelf, maar ook voor zijn naasten (ouders, broers/zussen, vrienden etc.). De meeste gevolgen van hersenletsel zijn onzichtbaar. Dat maakt dat het soms lastig is om ze als zodanig te herkennen. Het risico daarvan is dat er te veel van het kind gevraagd wordt, wat de klachten alleen maar verergert. Bovendien leveren sommige beperkingen pas later in de ontwikkeling van het kind problemen op. Een kind van vijf ervaart waarschijnlijk nog weinig problemen als het plannen minder goed lukt, maar dat verandert als later huiswerk gemaakt moet worden. Omdat er dan zo’n tijd zit tussen de klachten en het hersenletsel, wordt het verband daartussen niet of pas laat gelegd.

Kinderfysiotherapeutische behandeling  

De behandeling van kinderen met NAH is erop gericht om hun herstel in goede banen te leiden en de gevolgen van het hersenletsel zo goed mogelijk in kaart te brengen en te verminderen. Als er een probleem is waarvoor een specifieke training zinvol is, bieden we deze aan. Het kind en de omgeving worden zo goed mogelijk over de gevolgen voorgelicht, zodat er zo goed mogelijk rekening mee kan worden gehouden, bijvoorbeeld op school. Op deze manier kan het kind zich ondanks het hersenletsel zo optimaal mogelijk ontwikkelen. Afhankelijk van de ernst van het hersenletsel starten we de behandeling. 

Obstretisch plexus brachialis letsel (OPBL)

Obstetrische Plexus Brachialis Leasie is een geboortetrauma waarbij een overrekking of zelfs scheuring van de plexus brachialis (zenuwknoop vanuit de nek naar de arm) ontstaat. Deze zenuwknoop wordt gevormd door meerdere zenuwen die uit de nek komen. Enkele complicaties die bij OPBL op kunnen treden hebben specifiek met één zenuw of de wortel, waar de zenuw uit ontspringt, van deze zenuw te maken. Bijvoorbeeld een enkelzijdige middenrifverlamming kan ontstaan wanneer de wortel van C5 beschadigd is (zenuw die bij de vijfde nekwervel uittreedt). Vlak na de geboorte zal er een verlamming zijn van de arm, deze uitval varieert sterk, afhankelijk van de ernst en uitgebreidheid van de beschadiging. Er zijn grote verschillen in de sensorische en motorische uitval van de arm. De snelheid van het herstel is een indicator voor de armfunctie op latere leeftijd. Er zijn verschillende indelingen mogelijk van de OPBL. De indelingen zijn gebaseerd op het letsel (indeling volgens Narakas) of juist op het herstel (indeling volgens Sunderland).

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut wordt vaak snel ingeschakeld, mogelijk al in het ziekenhuis. Belangrijk is een onderzoek op verschillende niveaus. Wat kan een kind op basis van de anatomie, welke spieren en zenuwen functioneren nog wel goed en welke niet? (Functieniveau).

Wat doet een kind in zijn dagelijkse ritme, kan hij steunen op een arm als hij op zijn buik ligt? (Activiteitenniveau).

En aan welke activiteiten kan het kind deelnemen? Kan hij samen met andere kindjes door de ruimte kruipen? (Participatieniveau).

Behandeling op functieniveau ligt bij de chirurg, herstel van de verlamming, contracturen en sensibiliteit.

Behandeling op activiteitenniveau richt zich op het beïnvloeden van bewegingsstrategieën bij de uitvoering van motorische functies. Bijvoorbeeld het plaatsen en stabiliseren van de schouder en elleboog, de training van de handfunctie en het aanleren van vaardigheden.

Behandeling op participatieniveau komt pas aan de orde als het kind naar school gaat, hij moet o.a. kunnen deelnemen aan het spelen op het schoolplein, de taken in de klas, de gym, het fietsen en de zwemles.

Aandachtspunten 0-2 jaar:

  • Liggen in bed met wisselende positie van de aangedane arm.
  • Beschermen van de weefsels rondom de schouder (voorkomen van veel afhangen tijdens dragen en tillen).
  • Stimuleren motorische ontwikkelen aangepast aan de mogelijkheid van het kind.


Aandachtspunten 2-4 jaar:

  • Accent ligt op behoud van spier-pees en gewrichten en activiteitenniveau.
  • Alert zijn op een ander ‘normaal’ Aanbieden en trainen van de normale patronen indien mogelijk.


Aandachtspunten 5-9 jaar:

  • Beoordelen hoe je vaardigheden kunt beïnvloeden.
  • Combineren van motorisch leren met bijvoorbeeld tapen.


Aandachtspunten 9 jaar en ouder:

  • Motiveren tot herstel en oefenen


Motorisch leren d.m.v. activiteiten en vaardigheden.

Neem contact op voor meer informatie:

Developmental Coordination Disorder, DCD

DCD staat voor Developmental Coordination Disorder. Kinderen met DCD zijn onhandiger, vallen vaker en hebben moeite met het aanleren van allerlei vaardigheden als bijvoorbeeld schrijven en fietsen.

Volgens de DSM-IV (de standaard in de psychiatrische diagnostiek) moet een kind aan een aantal criteria voldoen om onder de classificatie DCD te vallen.

Diagnostische criteria voor de classificatie DCD.

  • Criterium A De dagelijkse activiteiten, die motorische coördinatie vereisen, worden duidelijk slechter verricht dan men op basis van chronologische leeftijd en intelligentie zou verwachten. Dit kan blijken uit aanmerkelijke vertragingen in het bereiken van motorische mijlpalen (bijv. lopen, kruipen en zitten), dingen laten vallen, ‘houterigheid’, zwakke sportprestaties of een slecht handschrift.
  • Criterium B De stoornis heeft duidelijk invloed op schoolse activiteiten of activiteiten in het dagelijks leven.
  • Criterium C De stoornis is niet toe te schrijven aan een algemeen medische aandoening (bijv. spasticiteit, hemiplegie of spierdystrofie) en valt ook niet binnen de criteria voor een ‘pervasieve ontwikkelingsstoornis’.
  • Criterium D Als er sprake is van mentale retardatie (geestelijke achterstand) zijn de motorische problemen ernstiger dan die welke doorgaans met mentale retardatie samenhangen.

Er zijn geen harde aanwijzingen voor oorzaken van DCD. Wel wijzen sommige onderzoekers op de aanwezigheid van lichte neurologische verschijnselen bij kinderen met DCD, bijvoorbeeld slappe spierspanning of het onvermogen om snelle, tegengestelde bewegingen te maken. DCD komt bij 5-10% van de kinderen voor, en drie tot zeven keer meer bij jongens dan bij meisjes.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut kan helderheid verschaffen. Er kan een uitgebreid vraaggesprek plaatsvinden waarin duidelijk wordt of er sprake is van Criterium B, is er een hulpvraag op het gebied van schoolse vaardigheden of ADL? Uiteindelijk is dit ter beoordeling aan de revalidatiearts. Daarnaast voert de kinderfysiotherapeut diverse observaties, onderzoeken en testen uit.

 De uitdaging van het kinderfysiotherapeutisch onderzoek is het leren begrijpen van de relatie tussen functiestoornissen en beperkingen en de gevolgen hiervan op het functioneren van het kind. Daarnaast moet de aanpassingsruimte van het kind worden ingeschat.

In de therapie kan een kinderfysiotherapeut gebruik maken van Taakgerichte methoden. Voorbeelden hiervan zijn de CO-OP en de NTT. Bij deze methodes is het belangrijk om gebruik te maken van de principes van het motorisch leren en het zelf laten ontdekken/ ervaren en evalueren.

Neem contact op voor meer informatie:

Oncologische aandoeningen

Er zijn verschillende oncologische aandoeningen, ofwel soorten van kanker, die voorkomen op de kinderleeftijd. Veelvoorkomende aandoeningen zijn leukemie, hersentumoren, maligne lymfomen, maligne mesenchymale tumoren en bottumoren. Voor meer informatie over deze vormen van kanker verwijzen wij u naar de Stichting Kinderoncologie Nederland (www.skion.nl).

Kinderen kunnen met verschillende klachten bij de kinderfysiotherapeut terecht komen. Veelvoorkomende klachten zijn verminderde conditie, uitvalsverschijnselen in armen of benen, verminderde spierkracht, het minder goed kunnen bewegen van gewrichten en het achterblijven in motorische ontwikkeling. Dit kan ervoor zorgen dat kinderen niet goed kunnen participeren in activiteiten op school, met vrienden en ook thuis niet zo kunnen functioneren als voorheen. 

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Zoals hierboven benoemd, kunnen kinderen met verschillende klachten bij de kinderfysiotherapeut terecht komen. Over het algemeen worden kinderen in het ziekenhuis al behandeld door een kinderfysiotherapeut, maar ook in de thuissituatie kan het wenselijk zijn om begeleiding te krijgen.

De kinderfysiotherapeut zal, samen met ouders en het kind, de problemen met betrekking tot bewegen en de motorische ontwikkeling in kaart brengen. Meestal wordt hierbij gekeken naar de beweeglijkheid van de gewrichten en het activiteitenpatroon: komt het kind uit bed, speelt het, onderneemt het activiteiten buiten? Dit kan zowel tijdens als na de behandeling van kanker beoordeeld worden.

Het is voor kinderen tijdens de behandeling van kanker vaak moeilijk om te blijven bewegen, zeker op momenten dat zij zich ziek voelen. Wanneer het kind minder beweegt, loopt het kans op het ontwikkelen van andere problemen, zoals een verminderde conditie, afname van spiermassa en contracturen (het gewricht beweegt dan minder ver dan normaal, soms bijna niet meer). De kinderfysiotherapeut helpt met tips, spellen en aanpassingen van de omgeving om het kind zo fit mogelijk te houden, binnen de grenzen van zijn of haar kunnen.

Na de behandeling van kanker kunnen kinderen ook nog problemen ervaren in hun dagelijks leven. De nadruk zal dan vooral liggen op het ‘weer mee kunnen doen’: buitenspelen, meedoen met de gymles, afspreken met vrienden, weer kunnen fietsen naar school etc.

Aanhoudende lichamelijke klachten

Soms heeft een kind of jongere langdurig lichamelijke klachten, maar wordt er een somatische of psychische aandoening uitgesloten. Terwijl de klachten zo ernstig zijn, dat ze het dagelijks leven verstoren. Dan kan er sprake zijn van een somatisch-symptoomstoornis.

Deze klachten zijn ook bekend als ALK, aanhoudende lichamelijke klachten (voorheen SOLK).

Voorbeelden van deze klachten zijn hoofdpijn, buikpijn, pijn in gewrichten, verlamming, dingen vergeten, niet kunnen concentreren, moe of misselijk zijn.

Hierdoor kan een kind of jongere misschien niet naar school, of moet die stoppen met hobby’s. Dit kan een grote impact hebben op het leven van een kind of jongere, en hun omgeving.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Als bij pijnklachten of extreme vermoeidheidsklachten geen medische oorzaak gevonden kan worden is er mogelijk sprake van ALK. Omdat er geen medische oorzaak gevonden kan worden wil dat niet zeggen dat het niet te verklaren valt. ALK is wel te verklaren vanuit andere factoren en modellen. Deze factoren en modellen zullen tijdens het behandeltraject verder toegelicht worden. Het behandeltraject is voor elk kind een op maat gemaakt plan om het beoogde doel te behalen. Het plan wordt samen met het kind en/of ouders opgesteld. Voor een optimaal behandelresultaat werken we nauw samen met andere disciplines waaronder de kinderartsen in diverse ziekenhuizen en revalidatiecentra, GGD (jeugdartsen en verpleegkundigen), huisartsen, psychologen en scholen.

Neem contact op voor meer informatie:

Reumatische ziekten

Bij reumatische ziekten functioneert het afweersysteem niet goed; het ziet lichaamseigen eiwitten voor lichaamsvreemd aan en valt deze aan. Hierdoor ontstaat een zogenoemde auto-immuunrespons.

Een bekende reumatische ziekte is juveniela idiopathische artritis (JIA) ook wel jeugdreuma genoemd. Dit is een auto-immuunziekte die bij kinderen onder de zestien jaar leidt tot gewrichtsontstekingen van een of meer gewrichten met pijn, zwelling en stijfheid als gevolg.

De classificatie van JIA:

  • Systematische artritis
  • Oligoartritis
  • Polyartritis, reumafactor positief/negatief
  • Artritis met psoriasis
  • Artritis met enthesitis
  • Niet geclassificeerde atritis


De symptomen van reumatische ziekten zijn zwelling of vocht in het gewricht, verhoging van temperatuur, pijn tijdens het bewegen en verminderde bewegelijkheid.

Een reumatische ziekte kan invloed hebben op de groei. Denk hierbij aan een beenlengteverschil of een scoliotische houding. Daarnaast kan deze aandoening ook invloed hebben op de motorische ontwikkeling. Het kan invloed hebben op zowel de grove en fijne motoriek.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De behandeling voor een kind met JIA wordt geleid door een team van verschillende zorgverleners. Vaak krijgen deze kinderen medicatie voorgeschreven.

De kinderfysiotherapeut heeft in de verschillende fase van het ziekteproces een ander behandeldoel. Het ziekteproces bestaat uit de volgende fases: de acute fase, de fase van minimale ziekteactiviteit en de fase van remissie.

In de acute fase wordt er gerichte informatie aan ouders en kind gegeven over de gevolgen van het ziekteproces voor het motorisch functioneren en de ontwikkeling van het kind. Het is in deze fase belangrijk om het kind zo veel mogelijk op ‘normale’ wijze te laten bewegen. Het is belangrijk om het kind te leren doseren in bewegen.

In de fase van minimale ziekteactiviteit wordt het normaliseren van bewegen gestimuleerd. Bewegingstherapie wordt ingezet indien er verminderde bewegelijkheid is binnen gewrichten of een verminderde spierkracht. Maar denk hierbij ook aan een verminderd uithoudingsvermogen.

In de remissiefase zijn alle ontstekingen verdwenen. Hier wordt de balans gemaakt wat inmiddels het niveau is van het kind. Vervolgens wordt het verwachte herstel in kaart gebracht. Voor patiënten die nog onvoldoende herstel tonen, is het van belang om meer te gaan trainen.

Neem contact op voor meer informatie:

Spierziekten

Spierziekten worden ook wel neuromusculaire aandoeningen genoemd. Het gaat om een grote groep van aandoeningen die veroorzaakt worden door afwijkingen in het zenuwstelsel of in de spieren.

Doordat er veel verschillende spierziekten (met verschillende oorzaken) voorkomen, kan het zijn dat het ene kind met een spierziekte hele andere klachten heeft dan een ander kind, met een andere spierziekte. Vaak komen kinderen bij een kinderfysiotherapeut terecht voordat een medische diagnose gesteld is. De klachten en hulpvragen kunnen zeer uiteenlopend zijn, maar vaak hebben deze kinderen moeite met activiteiten waarbij spierkracht vereist is (bijvoorbeeld traplopen, opstaan van de grond of vanuit hurkzit, springen, zware dingen tillen) of bij het volhouden van inspannende activiteiten (bijvoorbeeld rennen). Meestal vallen deze kinderen op omdat ze niet mee kunnen komen met leeftijdsgenootjes, op het gebied van motorische activiteiten (gym, sport, buitenspelen, maar ook het later behalen van motorische mijlpalen als rollen, zitten, kruipen, lopen).

Er zijn 3 leeftijdsgroepen waarin verschillende spierziekten zich kunnen manifesteren

  1. Zuigelingenleeftijd: bij zuigelingen met een spierziekte is slapte vaak het kenmerk, als je de baby oppakt voel je weinig weerstand, je moet meer moeite doen dan normaal om het kind vast te houden. Daarnaast behaalt het kind de motorische mijlpalen vaak later. Op deze leeftijd zijn er nog veel oorzaken mogelijk voor deze slapte.
  2. Peuter- en kleuterleeftijd: peuters- en kleuters met een spierziekte komen vaak niet goed mee op de crèche of basisschool met hun leeftijdsgenootjes. Veelvoorkomende klachten zijn: het niet kunnen rennen of een afwijkend looppatroon, moeite hebben met het volhouden van inspannende activiteiten, vaak vallen en het ontwijken van motorische activiteiten. Diagnosen die op deze leeftijd gesteld kunnen worden zijn onder andere: spinale spieratrofie type II en III, ziekte van Duchenne, congenitale en mitochondriële/ metabole myopathie, myositis, (benigne) centrale hypotonie.
  3. Basisschool- en tienerleeftijd: ook kinderen in deze leeftijd vallen vaak op ten opzichte van leeftijdsgenootjes. De klachten kunnen hetzelfde zijn als bij de jongere leeftijdscategorie, en vooral sport en gym worden een uitdaging. Diagnosen die op deze leeftijd gesteld kunnen worden zijn onder andere: spinale spieratrofie type III, ziekte van Becker, limb-girdle muscular dystrophy, congenitale en mitochondriële/ metabole myopathie, myositis en hereditaire motore en sensore polyneuropathie (HMSN).


Kinderfysiotherapeutische behandeling

Vaak komen kinderen bij een kinderfysiotherapeut terecht voordat een medische diagnose gesteld is. De kinderfysiotherapeut zal dan na het intakegesprek een onderzoek uitvoeren. Hierbij zal gekeken worden naar de taken waar het kind moeite mee heeft (bijvoorbeeld rennen, springen, traplopen, omrollen, de kinderfysiotherapeut bekijkt de specifieke bewegingspatronen van uw kind. Veel kinderen met een spierziekte gebruiken compensatoire bewegingen om een beweging toch te kunnen maken, ondanks de spierzwakte. De kinderfysiotherapeut is gespecialiseerd om deze patronen te herkennen. Daarnaast zal in kaart gebracht worden of het bewegingsgedrag afwijkend is ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Hiervoor zijn verschillende kinderfysiotherapeutische testen beschikbaar, met normen per leeftijdscategorie. Ook zal de kinderfysiotherapeut een indicatie willen verkrijgen van de belastbaarheid van uw kind, door hem of haar te vragen verschillende activiteiten langer vol te houden. Verder zal het onderzoek gericht zijn op de spieren en zenuwen, de kinderfysiotherapeut bekijkt of daar afwijkingen in te zien zijn. De kinderfysiotherapeut is niet in staat om een medische diagnose te geven. Bij verdenking op een spierziekte zal contact opgenomen worden met de jeugdarts of huisarts voor verdere verwijzing naar een kinderarts of kinderneuroloog.

Indien de medische diagnose al wel is gesteld zal de behandeling zich richten op de problemen die het kind ervaart, en die vaak specifiek zijn voor een bepaalde spierziekte. Hieronder worden veelvoorkomende problemen kort besproken:

  • Spierzwakte en verminderde inspanningstolerantie: veel kinderen hebben moeite met het volhouden van inspannende activiteiten of het uitvoeren van activiteiten waar spierkracht voor vereist is. Spierzwakte kan in benen, armen of romp voorkomen, afhankelijk van de soort aandoening. Hierdoor vermijden deze kinderen vaak motorische activiteiten (liever tv kijken dan buitenspelen). Doordat ze minder trainen komen ze in een vicieuze cirkel terecht, want de spieren worden nog minder sterk. De kinderfysiotherapeut zal een specifiek trainingsprogramma opstellen, waarbij de activiteiten die voor het kind belangrijk zijn en die moeilijk uit te voeren zijn, het belangrijkst zijn. Zowel het inspanningsvermogen, als de spierkracht kunnen getraind worden bij de meeste kinderen met een spierziekte. Enerzijds om activiteiten beter uit te kunnen voeren, en anderzijds om achteruitgang te vertragen. Er zijn wel specifieke regels voor deze trainingen, waar de kinderfysiotherapeut van op de hoogte is.
  • Contracturen: een contractuur is een standsverandering van een gewricht, door een disbalans van de spieren rondom dat gewricht. Ze kunnen in de beginfase van een spierziekte al aanwezig zijn, maar ontstaan meestal op het moment dat het kind minder loopmogelijkheden heeft en nemen toe wanneer het kind voornamelijk van een rolstoel gebruik moet maken om zich te verplaatsen. Vaak worden spalken of orthesen ingezet om contracturen of verergering van contracturen te voorkomen.
  • Wervelkolomafwijkingen: een aantal kinderen met een spierziekte krijgt te maken met een wervelkolomafwijking, zoals een scoliose. Deze verergeren vaak wanneer het kind in een rolstoel terecht komt. De kinderergotherapeut richt zich vaak op het aanpassen van rolstoel/ het maken van orthesen. Soms is een operatie nodig. De kinderfysiotherapeut wordt na een operatie vaak ingezet om te starten met ademhalingsoefeningen om luchtweginfecties te voorkomen, en het oefenen/ informeren/ adviseren om activiteiten die belangrijk zijn in het dagelijks leven zo snel mogelijk te kunnen hervatten.
  • Problemen met de ademhaling: ademhalingsproblemen komen voornamelijk voor bij progressieve spierziekten (bijvoorbeeld bij de ziekte van Duchenne). De kinderfysiotherapeut zal oefeningen/ informatie/ adviezen geven over activiteiten waarbij de ademhalingsfuncties getraind worden (bespelen van een blaasinstrument, zwemmen, fietsen). Ook kan de kinderfysiotherapeut helpen als er problemen zijn met het ophoesten van slijm uit de luchtwegen.

Motorische problemen of problemen in het dagelijks leven: kinderen met spierziekten ervaren vaak problemen in de motoriek en bij activiteiten uit het dagelijks leven. De kinderfysiotherapeut zal de specifieke bewegingspatronen van het kind in kaart brengen en kan inschatten welke compensatoire bewegingen belangrijk zijn voor het kind en welke bewegingspatronen juist baat hebben bij training. Zo kan de kinderfysiotherapeut helpen om activiteiten weer uit te kunnen voeren, of achteruitgang tegen te gaan.

Neem contact op voor meer informatie: